woensdag 16 oktober 2013

Jacobsladder



Als kind zag ik God uit de hemel komen. Met mijn ouders was ik op weg naar mijn grootmoeder. We reden over een van die eindeloze tweebaanswegen. Het was 1954. Ik was 10 jaar oud. Nog geen snelwegen beschikbaar. Nog geen regel dat je niet mocht passeren op tweebaanswegen. Nog geen snelheidsbeperkingen.
Met een vaart van 100 kilometer per uur werden alle langzame voorliggers gepasseerd. Een tegenligger werd vaak op het nippertje – maar met een diepe voldoening – ontweken.
Op de voorbank werd geruzied. Op de achterbank zat ik met ingehouden adem de tijd te verdragen van deze dodenrit en keek wanhopig uit het raampje naar buiten.
De hemel ging uiteen. Een brede straal van licht kwam uit de hemel naar beneden. Daar, daar kwam God. De terugkeer van Jezus op deze aarde. Het gebeurde nu. Hij kwam voor mij. Ik werd helemaal stil van binnen, en ook een beetje bang. Zoiets groots en overweldigends. Daar zat ik, roerloos, wachtend op God die me zou verlossen.
Maar tot mijn grote verbijstering ging de ruzie op de voorbank gewoon door. Ik wilde zeggen: kijk, daar, God komt, alles is nu goed. Maar er kwam geen geluid uit mijn mond.
En toen sloot de hemel zich. De brede lichtstraal verdween. God was niet gekomen.

Een jacobsladder, zei de weerman onlangs op tv. Meer had ik niet gezien. Maar het gevoel van toen ben ik nooit vergeten.

zondag 29 september 2013

De kast van tante Fien



Kennen we dat nog? De huishoudster die jong in een gezin komt werken en er blijft tot aan haar dood?

Dat was onze tante Fien. Ze kwam bij mijn grootmoeder toen ze 20 was. Of het haar eerste dienstje was, weet ik niet. Haar jeugd bracht ze, samen met haar broer, door in het Amsterdamse weeshuis.

Mijn grootmoeder had haar man verloren aan de complicaties van een blindedarm ontsteking. Ze bleef met drie jonge kinderen achter, 28 jaar oud. Het jongste kind leerde net lopen aan het ziekbed van haar vader.

Tante Fien kwam in het gezin om er te blijven. Haar werkgeefster werd ‘Moes’. Hun verhouding werd door buitenstaanders als volgt gekenmerkt: als er een piano verhuisd moet worden neemt Fien de piano op haar schouders en Moes komt achteraan met de pianokruk. Ook het eten bereiden had een vast ritueel. Fien zorgde voor het eten, maar Moes bakte het vlees.

Tante Fien was onvoorwaardelijk aanwezig. Meestal ondersteunend en warm. Soms ook dagen niet aanspreekbaar. Zouden wij dat depressief noemen? Maar als de bui over was, dan kwam de warmte weer terug in het gezin en kon iedereen opgelucht adem halen.

Tante Fien was er, stelde geen eisen, hielp waar het nodig was, cijferde zichzelf voortdurend weg. Toen er partners kwamen voor de kinderen leefde ze mee, alsof ze van haarzelf waren en toen de kleinkinderen kwamen was ze er net zo dol op als Moes.

Voor mij was tante Fien warmte, aanwezigheid zonder eisen. Maar ook iemand over wie je nooit nadacht. De datum van haar verjaardag weet ik ongeveer, maar niet hoe die gevierd werd. De verjaardag van Moes was 21 december, en iedereen kwam van heinde en verre toegestroomd, weer of geen weer, sneeuw of ijzel. We waagden ons leven om Moes niet teleur te stellen.

Toen tante Fien 60 jaar bij Moes in dienst was, kreeg ze een lintje. De burgemeester kwam het aanbieden. De hele familie was aanwezig. Iedereen vond het prachtig. Maar tante Fien? Had zij al die jaren beschouwd als ‘in dienst zijn bij’? Was het niet meer geweest? We hebben het haar niet gevraagd.

Toen werd tante Fien ziek. Hoe oud ze was, ik weet het niet. 82, en waarschijnlijk ouder. Moes werd opeens de verzorgende. Ze hield het maanden vol, maar het viel haar zwaar. Uiteindelijk moest tante Fien naar het verzorgingshuis. Het enige commentaar dat ze had was: “en wat moet er nu met Moes!”.

Ze leefde nog 10 dagen, daar in dat kamertje in het verzorgingshuis. Doodziek. Na haar overlijden zei de dokter: “het is een wonder dat ze zo lang geleefd heeft, alles was aangetast in haar lichaam”. Voor Moes had ze het zo lang mogelijk uitgehouden.

En ook haar begrafenis herinner ik me niet meer. In tegenstelling tot dat van Moes, enkele jaren later – een groot spektakel met ruziënde familieleden.

Maar pas gebeurde het. In mijn kamer staat een kast, geërfd van tante Fien. En elke keer als ik hem gebruik duid ik hem aan als ‘de kast van tante Fien’. Van alle andere erfstukken heb ik last, ze bezwaren me, ze moeten eigenlijk weg. Maar de kast van tante Fien is een liefdevolle aanwezigheid. En het heeft een heel leven geduurd voordat dat tot me doorgedrongen is.



vrijdag 13 september 2013

September



De dag glijdt voorbij.
De bomen voor het raam
dromen daar hun zomerdromen
- het blad al geel.

Nog even en de najaarsstormen
razen weer.
De bomen zullen buigen,
het blad verliezen.
Zij zullen buigen voor de kou
en in hun kale winterjassen
de tijd verbijten.

Ook mijn seizoenen glijden voort.
Ook ik zal leren buigen voor de stormen
en meegaan met de levensloop.
Alleen, ik moet het één keer doen.

maandag 12 augustus 2013

Zomaar



Oneindige eindigheid
Niet te bereiken
Tijd en conventie ertussen
Maar dan breekt de dwang
van de gewoonte
Even - oneindige eindigheid

dinsdag 30 juli 2013

Oneindigheid



Kan ik de overmaat van subjectiviteit zien, waarin ik leef, de ordening van de wereld naar mijn behoeften, een onvermogen om mijn eigen onbeduidendheid onder ogen te zien.


Kan ik mezelf ervaren als een oneindig klein deeltje in een oneindig heelal. Niets meer, niets minder.



De aarde gezien vanuit Saturnus

woensdag 24 juli 2013

Mijn hart



oh, was mijn hart maar als het gras
dat opspringt in de morgenzon
de dauw nog blinkend op haar stengels

oh, was mijn hart maar als het gras
zich heffend in het licht
en zinderende warmte dragend
gewoon omdat het is
en in de avondschemer buigend
voor de koele bries
als dank een volle geur verspreidend
afscheid van het licht

oh, was mijn hart maar als het gras
het duister van de nacht omarmend
stil wachtend op de paarlen dauw
als tooi voor ’t nieuwe licht



Texel - juli 2013



Een van die zonnige ochtenden dat we vroeg gingen wandelen. Naar zee, en dan naar de vuurtoren over het strand. Midden in het seizoen. Het is aangenaam warm op de vroege morgen. In de duinen heerst een serene rust. Het geurt naar kamperfoelie. Het strand is leeg op twee wandelaars na met een hond. Zij gaan de andere kant op. Voor ons een leeg strand, een zachte zon. Kilometers lang geen mens te zien. Het water klotst vriendelijk aan onze voeten. Hier en daar een schuimkop.
Een onnederlands stukje Nederland. Zo leeg, zo zonnig.
Waar zijn al die toeristen. Het moeten er naar schatting 40.000 zijn.
Pas vlak bij de vuurtoren passeert ons een jogger met hond, en in de verte een paar vissers.



Van de vloedlijn naar de vuurtoren is het een kwartier lopen. Daar wacht een kopje latte en appeltaart met slagroom. Een vriendelijke 
Duitse toeriste neemt ongevraagd een foto van ons.




En daar wachten overigens ook al die toeristen, die met zicht op de eindeloze zee hun vakantie-ervaringen uitwisselen. "Warm was het in de Andes en broeierig, vond je niet ..."

Een onwerkelijke morgen midden in een heerlijke vakantie.




Een droom We gingen naar huis na een cursus, samen met andere deelnemers, op weg naar het station. Het was een landelijke streek, aan één ka...