Kennen we
dat nog? De huishoudster die jong in een gezin komt werken en er blijft tot aan
haar dood?
Dat was onze
tante Fien. Ze kwam bij mijn grootmoeder toen ze 20 was. Of het haar eerste
dienstje was, weet ik niet. Haar jeugd bracht ze, samen met haar broer, door in
het Amsterdamse weeshuis.
Mijn
grootmoeder had haar man verloren aan de complicaties van een blindedarm
ontsteking. Ze bleef met drie jonge kinderen achter, 28 jaar oud. Het jongste
kind leerde net lopen aan het ziekbed van haar vader.
Tante Fien
kwam in het gezin om er te blijven. Haar werkgeefster werd ‘Moes’. Hun
verhouding werd door buitenstaanders als volgt gekenmerkt: als er een piano
verhuisd moet worden neemt Fien de piano op haar schouders en Moes komt
achteraan met de pianokruk. Ook het eten bereiden had een vast ritueel. Fien
zorgde voor het eten, maar Moes bakte het vlees.
Tante Fien
was onvoorwaardelijk aanwezig. Meestal ondersteunend en warm. Soms ook dagen
niet aanspreekbaar. Zouden wij dat depressief noemen? Maar als de bui over was,
dan kwam de warmte weer terug in het gezin en kon iedereen opgelucht adem
halen.
Tante Fien
was er, stelde geen eisen, hielp waar het nodig was, cijferde zichzelf
voortdurend weg. Toen er partners kwamen voor de kinderen leefde ze mee, alsof ze
van haarzelf waren en toen de kleinkinderen kwamen was ze er net zo dol op als
Moes.
Voor mij was
tante Fien warmte, aanwezigheid zonder eisen. Maar ook iemand over wie je nooit
nadacht. De datum van haar verjaardag weet ik ongeveer, maar niet hoe die gevierd
werd. De verjaardag van Moes was 21 december, en iedereen kwam van heinde en
verre toegestroomd, weer of geen weer, sneeuw of ijzel. We waagden ons leven om
Moes niet teleur te stellen.
Toen tante
Fien 60 jaar bij Moes in dienst was, kreeg ze een lintje. De burgemeester kwam
het aanbieden. De hele familie was aanwezig. Iedereen vond het prachtig. Maar
tante Fien? Had zij al die jaren beschouwd als ‘in dienst zijn bij’? Was het
niet meer geweest? We hebben het haar niet gevraagd.
Toen werd
tante Fien ziek. Hoe oud ze was, ik weet het niet. 82, en waarschijnlijk ouder.
Moes werd opeens de verzorgende. Ze hield het maanden vol, maar het viel haar
zwaar. Uiteindelijk moest tante Fien naar het verzorgingshuis. Het enige
commentaar dat ze had was: “en wat moet er nu met Moes!”.
Ze leefde nog 10
dagen, daar in dat kamertje in het verzorgingshuis. Doodziek. Na haar
overlijden zei de dokter: “het is een wonder dat ze zo lang geleefd heeft, alles
was aangetast in haar lichaam”. Voor Moes had ze het zo lang mogelijk
uitgehouden.
En ook haar
begrafenis herinner ik me niet meer. In tegenstelling tot dat van Moes, enkele
jaren later – een groot spektakel met ruziënde familieleden.
Maar pas
gebeurde het. In mijn kamer staat een kast, geërfd van tante Fien. En elke keer
als ik hem gebruik duid ik hem aan als ‘de kast van tante Fien’. Van alle
andere erfstukken heb ik last, ze bezwaren me, ze moeten eigenlijk weg. Maar de
kast van tante Fien is een liefdevolle aanwezigheid. En het heeft een heel
leven geduurd voordat dat tot me doorgedrongen is.
Heel leuk...
BeantwoordenVerwijderen