zondag 29 september 2013

De kast van tante Fien



Kennen we dat nog? De huishoudster die jong in een gezin komt werken en er blijft tot aan haar dood?

Dat was onze tante Fien. Ze kwam bij mijn grootmoeder toen ze 20 was. Of het haar eerste dienstje was, weet ik niet. Haar jeugd bracht ze, samen met haar broer, door in het Amsterdamse weeshuis.

Mijn grootmoeder had haar man verloren aan de complicaties van een blindedarm ontsteking. Ze bleef met drie jonge kinderen achter, 28 jaar oud. Het jongste kind leerde net lopen aan het ziekbed van haar vader.

Tante Fien kwam in het gezin om er te blijven. Haar werkgeefster werd ‘Moes’. Hun verhouding werd door buitenstaanders als volgt gekenmerkt: als er een piano verhuisd moet worden neemt Fien de piano op haar schouders en Moes komt achteraan met de pianokruk. Ook het eten bereiden had een vast ritueel. Fien zorgde voor het eten, maar Moes bakte het vlees.

Tante Fien was onvoorwaardelijk aanwezig. Meestal ondersteunend en warm. Soms ook dagen niet aanspreekbaar. Zouden wij dat depressief noemen? Maar als de bui over was, dan kwam de warmte weer terug in het gezin en kon iedereen opgelucht adem halen.

Tante Fien was er, stelde geen eisen, hielp waar het nodig was, cijferde zichzelf voortdurend weg. Toen er partners kwamen voor de kinderen leefde ze mee, alsof ze van haarzelf waren en toen de kleinkinderen kwamen was ze er net zo dol op als Moes.

Voor mij was tante Fien warmte, aanwezigheid zonder eisen. Maar ook iemand over wie je nooit nadacht. De datum van haar verjaardag weet ik ongeveer, maar niet hoe die gevierd werd. De verjaardag van Moes was 21 december, en iedereen kwam van heinde en verre toegestroomd, weer of geen weer, sneeuw of ijzel. We waagden ons leven om Moes niet teleur te stellen.

Toen tante Fien 60 jaar bij Moes in dienst was, kreeg ze een lintje. De burgemeester kwam het aanbieden. De hele familie was aanwezig. Iedereen vond het prachtig. Maar tante Fien? Had zij al die jaren beschouwd als ‘in dienst zijn bij’? Was het niet meer geweest? We hebben het haar niet gevraagd.

Toen werd tante Fien ziek. Hoe oud ze was, ik weet het niet. 82, en waarschijnlijk ouder. Moes werd opeens de verzorgende. Ze hield het maanden vol, maar het viel haar zwaar. Uiteindelijk moest tante Fien naar het verzorgingshuis. Het enige commentaar dat ze had was: “en wat moet er nu met Moes!”.

Ze leefde nog 10 dagen, daar in dat kamertje in het verzorgingshuis. Doodziek. Na haar overlijden zei de dokter: “het is een wonder dat ze zo lang geleefd heeft, alles was aangetast in haar lichaam”. Voor Moes had ze het zo lang mogelijk uitgehouden.

En ook haar begrafenis herinner ik me niet meer. In tegenstelling tot dat van Moes, enkele jaren later – een groot spektakel met ruziënde familieleden.

Maar pas gebeurde het. In mijn kamer staat een kast, geërfd van tante Fien. En elke keer als ik hem gebruik duid ik hem aan als ‘de kast van tante Fien’. Van alle andere erfstukken heb ik last, ze bezwaren me, ze moeten eigenlijk weg. Maar de kast van tante Fien is een liefdevolle aanwezigheid. En het heeft een heel leven geduurd voordat dat tot me doorgedrongen is.



1 opmerking:

Een droom We gingen naar huis na een cursus, samen met andere deelnemers, op weg naar het station. Het was een landelijke streek, aan één ka...