vrijdag 18 juli 2025


Mijn moeder, ergens in de jaren vijftig. 
“Zo, ik ga weer eens aan het werk”




Een brief


Ik ga haar een brief schrijven, dacht ik. Naar de hemel, want daar is ze vast wel.

Mijn moeder was die dag helemaal aanwezig, de dag dat ik voor het eerst een hulp in de huishouding had. 


Het kwam zo. Bij een bezoekje aan de huisarts was mij dringend aangeraden hulp te zoeken bij het poetsen en stofzuigen. Het werd tijd, ik moest maar eens rondvragen bij vrienden en kennissen, want het zou wel moeilijk zijn om iemand te vinden. 

Twee dagen later troffen we een buurvrouw in het plaatselijke café. Ik dacht aan de opdracht van de dokter en vroeg “heb jij een hulp”. Ja, dat had ze. 

“Zou ze tijd voor mij hebben?”

“Ik zal het haar vragen.”

De volgende dag al kwam de hulp langs, ze had tijd, wanneer kon ze beginnen.


Gisteren was de grote dag. Ik had mijn huis gestoft en opgeruimd en vond het er mooi uitzien. Maar nu ik hier zit te schrijven en ze geweest is, denk ik aan alle verborgen hoekjes die weer aandacht krijgen en aan alles wat weer blinkt en schittert. En aan de korte gesprekjes waarin we elkaars leven leren kennen.


Vreemd, ik moet eerst oud worden om me in vreugde te verbinden met mijn moeder in haar liefste bezigheid, het schoonmaken.

dinsdag 8 juli 2025


Zondag 7 juli, klokslag 8.00


Een droom


…Langzaam ebt de droom weg. Een gevoel van eenzaamheid blijft…


Het begon in een oud kantoorgebouw. Ik werk er, maar doe er niets. Het is het eind van de dag, maar ik moet nog een uur volmaken. Ik dwaal door het gebouw. Er komt een vrouw naar me toe, een collega. Ik hoorde dat we weg kunnen, zegt ze. 


Ik loop met haar een trap af en bedenk dat ik eigenlijk met pensioen moet. Ik ben al oud en heb geen idee waarom ik hier nog van nut ben. Maar er is ook de financiële noodzaak. Ik kan de inkomsten niet missen. Het maakt me bang.


Een verdieping lager, in het café, ontmoeten we een groep collega’s die ook vroeg weg mogen. We sluiten erbij aan. Een ervan ken ik, uit mijn zengroep.

De bedrijfsarts komt binnen en brengt me een lege weekendtas. Zonder commentaar zet hij hem naast me neer en verdwijnt. Het is mijn oude tas. Wat moet ik daarmee. Mee naar huis nemen kennelijk. Is dit een teken dat ze me niet meer nodig hebben. Ik pak de tas op en zonder iets te zeggen loop ik weg, naar buiten.


Onzeker kijk ik om me heen. Ben ik op de fiets gekomen? Maar waar heb ik hem dan neergezet? Ik loop het hek langs waar alle fietsen neergezet worden. Nergens staat iets bekends. Ben ik echt zo vergeetachtig geworden, dat ik me niet meer herinner hoe ik hier gekomen ben? De angst slaat opnieuw toe. Ik zet de tas neer, loop weg en stap een bus in.


In de bus merk ik dat ik geen strippenkaart meer heb. Ik moet de bus uit om een nieuwe te kopen. De bus rijdt door het platte land. Weilanden en af en toe een stukje bos. Naast me overlegt een stel waar ze schoenen gaan kopen. Opgelucht vraag ik of ze daar ook een strippenkaart hebben. Ze denken van wel. Ze zullen me waarschuwen als ze er zijn.


We komen aan op een pleintje vol met winkels. De bus stopt. Ik vraag de chauffeur  waar hier een strippenkaart te koop is. Hij wijst een kleine winkel aan, vol met bric-à-brac. Ik vraag wanneer de volgende bus komt die me naar mijn bestemming zal brengen. Over 20 minuten, zegt hij.


Ik stap uit, ga naar het winkeltje, vraag daar een strippenkaart. De winkelier schat de prijs, ‘geen idee’, ik betaal, krijg een handje kleingeld terug, stap naar buiten en kom weer op het pleintje. De bus is verdwenen, het is donker geworden, er is geen mens meer te bekennen en het regent. In de verte komt een nieuwe bus aan. Ik houd de bus staande en vraag naar de bestemming. Helaas, niet de bus die ik moet hebben. De vriendelijke chauffeur geeft nog eens het goede busnummer.


Weer alleen op het pleintje zie ik de lichten van de bus in het donker verdwijnen. Opeens dringt tot me door dat mijn voeten nat worden. Het hele plein stroomt vol met water en het regent steeds harder. Er lijkt een overstroming plaats te vinden. Ook de bushalte verdwijnt in het water. Hier zal geen bus meer komen. Ik zie een paal boven het water uitsteken. Ik loop er heen en houd me daaraan vast.


…en word wakker…

maandag 27 januari 2025

 



Wolken


Vanmorgen was het even stil in huis. De dag van gisteren, waarin de onrust van de voorbije week wegebte, had nog nageklonken. De stilte overviel me terwijl ik naar de wolken keek. De lucht was blauw en daarin dreven ze voorbij. Het was alsof de tijd voor mijn ogen verstreek, schuld-loos, doel-loos. In dat stille moment was er niets dat aan me trok. Ik ging alleen maar mee met het verstrijken van de tijd.


Toen het weer voorbij was mijmerde ik verder over ‘de tijd’. Ik bladerde door de toespraken van Maarten en vond ‘Jezelf de tijd geven’, een toespraak uit Huissen, december 1999, zondag. En zo kwam het dat dit de toespraak van de maand februari 2025 werd. 

Een toespraak opgenomen op video en ook als e-book uitgegeven (Tao-zen cahier 4#)

dinsdag 24 december 2024

 




Een Droom, om niet te vergeten


Ik droomde dat ik in de bar van een hotel zat met Hein en een groepje vrouwen. We kregen een tai-chi les en zaten te wachten op de docente. Tegenover ons zaten twee onbekende vrouwen, die ook deel zouden nemen aan de les. Het bleek dat ze al tijden deelnamen aan de groep, maar een tijdje gestopt waren. Wij werden gezien als onbelangrijke nieuwelingen, een groepje schapen, totaal oninteressant. 

Ik voelde dat ik iets moest doen om een gesprek op gang te brengen, om contact te maken met de twee vrouwen, om mijn gevoel van eigenwaarde weer terug te krijgen. “Hoe lang hebben jullie al in de groep gezeten”, vroeg ik. Maar ik kreeg geen reactie. 


“Ik moet weg, naar buiten, weg uit deze vreselijke situatie”, dacht ik. Ik stond op en wilde weglopen, maar op dat moment vielen mijn ogen dicht en ik kon ze niet meer open krijgen. Tastend langs de rand van de bar zocht ik mijn weg naar buiten. Ik voelde een barkruk, zei “sorry”, en vroeg me af waarom ik dat tegen die kruk zei. Maar toen realiseerde ik me dat ik niet kon zien of er iemand op zat. Met moeite vond ik voetje voor voetje de glazen buitendeur, die zoevend openging. 

Buiten probeerde ik weer mijn ogen te openen, maar het lukte niet. Zo voelt het als je blind bent, drong tot me door. Ik ben blind, dacht ik.


Mijn ogen gingen open. Ik werd wakker. De wereld was zwaar en droevig. Het duurde lang voordat ik opstond. Aan het ontbijt vertelde ik Hein van mijn droom en had tranen in mijn ogen toen ik vertelde dat ik me een blinde had gevoeld.


donderdag 19 december 2024




Voor mijn vader


Ik was 18 jaar toen ik naar Amsterdam vertrok om te gaan studeren. Mijn ouders liet ik achter in Arnhem.  Zij hoorden niet meer in mijn nieuwe leven. Ik moest daar in dat verre Amsterdam zien te overleven en daar had ik het al druk genoeg mee. Af en toe ging ik een weekend ‘naar huis’. Mijn vader stond al met de auto bij het station om me op te halen. Met een tas vol wasgoed stapte ik in, gaf hem een snelle kus op zijn stoppelige wang en liet me ‘thuis’ brengen.

De laatste tijd komt deze scène vaak terug in mijn herinnering. Vandaag vond ik in het gedicht van Frederik van Eeden het gevoel terug. Een gevoel dat wij beiden toen niet wisten uit te drukken.


Bij 't verwachten der liefste

Ik weet het dat ge mijn zijt – mijn alleen –
Ik weet het - en ik peins het wonder na
en kan het niet bevatten — hoe ik peins.
Mijn is uw lach en de opslag uwer ogen,
mijn is uw ziel — uw ganse, diepe ziel.

Zal ik het straks begrijpen, als ge komt,
als gij uw hand mij zo vertrouwend reikt,
het hoofdje half gebogen, als in weemoed?
Zal ik het lezen in een lange blik,
het horen in de daling uwer stem?

Ik weet het wél — het zal mij droevig zijn
als wie gevangen 't verre zonlicht ziet,
en tranen zullen komen, daar mijn ziel
't geheimnis onzer liefde niet begrijpt.


Frederik van Eeden (1860-1932)
uit: Van de passielooze lelie (1901)


Gevonden in en met dank aan: Laurens Jz. Coster — iedere werkdag een gedicht in de mail. 

Redactie: Raymond Noë.









maandag 12 augustus 2024


Een droom


We gingen naar huis na een cursus, samen met andere deelnemers, op weg naar het station. Het was een landelijke streek, aan één kant van de weg was een bosperceel. “Loop maar voor me “, zei Hein. Na een tijdje keek ik om, maar Hein was nergens te bekennen. Ik probeerde hem te roepen, maar mijn keel zat dicht. Er kwam geen geluid uit. Onze metgezellen riepen ook, maar van Hein  geen spoor. Zij liepen door naar het station.


Hulpeloos dwaalde ik rond. Links en rechts kijkend, maar zonder resultaat. Rechts van de weg liep een klein bospaadje. Misschien daar… ik liep er in… 

En daar, een heel eind verder, zag ik het witte petje van Hein. Hij was de weg kwijtgeraakt. “Hein, hier ben ik”, riep ik. Hij keek om. Blijdschap golfde over het pad.


Samen liepen we terug, hand in hand. Bij het station stond een dichte menigte. We zouden de trein niet halen. Het deed er niet meer toe. We waren samen.












zaterdag 27 april 2024

 

Koningsdag

De nacht was vol van aaneengesloten nachtmerries. Ik fietste door onbekende landschappen en werd ondertussen bedreigd door enge, oude vrouwen. Toen ik eindelijk een aardige jonge vrouw ontmoette, mocht ik niet meer verder, omdat ze me zou missen. Maar verder ging ik, ook weer het niets in. 

Dat was de reden dat ik vanmorgen vroeg naar buiten ging, in de hoop de zwaarte van mijn dromen af te schudden. Het was stil op straat en in de parkjes. De vogels zongen. Hier en daar liet iemand zijn hond uit. De drukte van koningsdag was ver te zoeken.




In het rozentuintje, een klein rond parkje op de route, bloeiden de rhododendrons. Ze staan er pas een paar jaar. In een van de hete, droge zomers hadden hun voorgangers het niet gered. Het waren hagen van drie meter hoogte, die deden denken aan de doolhoven van rhododendrons in ‘s Gravenland. 









Bij thuiskomst waren de nachtmerries verdwenen en wachtte er koffie met appeltaart.

zondag 31 maart 2024

1 april 2024




1 april 2024


Vandaag ben ik dan eindelijk tachtig jaar. De afgelopen maand heb ik me - als voorbereiding - ondergedompeld in herinneringen. Niet alleen met de 31 gedichten, die allemaal iets in me wakker riepen, maar ook met het zoeken naar een bijpassende foto. Uit al die foto’s die je terugbrengen naar de blije en droevige momenten in je leven.

Het was een goede maand. Nu weer verder…


Zo vertelt de wind

Door de takken,

Zonder het te weten,

Iets vaags

En gelukkigs.


Fernando Pessoa

Uit: Het was kort maar (Foi um Momento)


Genoteerd op 16 januari 2023






zaterdag 30 maart 2024

 Dag 31 - mission statement




 

Een stille dag


Ik vind een stille dag niet afgezaagd
en leid het liefst een alledaags bestaan.
Waarom spreekt mij die vredigheid zo aan,
is iets wat ik me vaak heb afgevraagd.

Echt waar: ik vind de ochtend al geslaagd,
als ik een briesje door een boom zie gaan.
Bij elk bewegend blaadje blijf ik staan
en door geritsel word ik uitgedaagd.

Het zijn de vonkjes die het leven kleuren,
het zijn details die haast onopgemerkt
de basis vormen van een groot geheel.

Van kleinigheden die terloops gebeuren,
is de magie nog lang niet uitgewerkt:
voor wie niet veel verwacht is alles veel.


Onno-Sven Tromp (1967)
uit: Ze was in alle vroegte opgestaan (2023)


Genoteerd op 1 maart 2024







vrijdag 29 maart 2024

 Dag 30



Thuis


Vind een stoel en trek je haast uit
hang haar traag over de leuning
naast je deadlines en gedoe


leeg je hoofd en leg de wereld
aan je voeten, laat maar liggen
kom je later wel aan toe


maak jezelf een poosje kwijt
neem een koffie
en de tijd.


Judith Nieken (Groningen, 1967) 

Straatpoëzie, aan de Oude Doelesteeg in Leeuwarden.


Genoteerd op 21 december 2023







Mijn moeder, ergens in de jaren vijftig.  “Zo, ik ga weer eens aan het werk” Een brief Ik ga haar een brief schrijven, dacht ik. Naar de hem...