Als een dief in de nacht sluipen ze binnen.
Terwijl je daar ligt, gesloten ogen,
voel je ze opeens.
Haar ogen, haar blik.
Niet buiten je, maar als de jouwe.
Je wordt haar en vergeet
dat jij het bent.
Samengevallen lijd je mee.
Je bent de huls die haar omvat.
Als een handschoen
heb je haar aangetrokken.
heb je haar aangetrokken.
Je ligt daar en je adem stokt,
jouw adem en jouw pijn
ze halen je weer terug.
Maar pas voor de spiegel
weet je het zeker:
weet je het zeker:
ik ben mijn moeder niet.